*enkele bedenkingen bij flarf*
In 1959 schreef Irving Howe: “It was as if our guidelines of social thought and literary conventions were being erased.” En in datzelfde jaar verwittigde Brion Gysin dat “writing is fifty years behind painting”.
In een recent artikel over what the internet is doing to our brains, parafraseert Nicholas Carr Maryanne Wolf: “we tend to become “mere decoders of information.” Our ability to interpret text, to make the rich mental connections that form when we read deeply and without distraction, remains largely disengaged.”
Vijftig jaar “evolutie” om tot dezelfde slotsom te komen, om te zien dat “vervlakking en fragmentarisering van de samenleving” geen naoorlogse kwaaltjes waren, dat we blijkbaar niet anders kunnen dan achter de feiten aan lopen. Writing zal in zekere zin steeds behind zijn, maar het is belangrijk dat er voortdurend pogingen worden ondernomen om inhaalbewegingen te maken, of om op zijn minst mee te zijn.
Flarf is slechts een reactie op een veranderende wereld (ideeën, gewoontes, beelden, poëzie, leescultuur, …), zoals ook onder andere de moderne en postmoderne poëzie dat was/is.
Flarf gebruikt skimming als basis voor het schrijfproces en wil daarmee een antwoord bieden op (onder andere) de achteruitgang van onze brains.
Flarf heeft inderdaad avant-gardistische trekjes en wil vernietigen om te vernieuwen. Maar hoe ver kan de vernietiging gaan? Tabula rasa en dan maar nieuwe krijtlijnen tekenen? Dat zou in een ideale wereld de beste oplossing zijn. Hoewel. Wij schrijven toch allemaal met een al dan niet aanzienlijke (poëtische) bagage.
Een idee als the worst poem ever written, met verzen als
Yeah, mm-hmm, it’s true
big birds make
big doo! I got fire inside
my “huppa”-chimp(TM)
gonna be agreessive, greasy aw yeah god
wanna DOOT! DOOT!
Pffffffffffffffffffffffffft! hey!
geldt als een prachtig startpunt voor een nieuwe kijk op poëzie, voor een nieuwe aanpak, een nieuwe poëtica. Maar hoe lang kun je slechte poëzie lezen? Wanneer is zij haar doel voorbij? Het spreekt voor zich dat de us flarf de fase van taalafvalmuseum achter zich heeft gelaten, wat niet wegneemt dat elementen van automutilatie inderdaad regelmatig terugkeren.
In dat opzicht verschilt Nederlandstalige flarf niet veel van de Engelstalige. Er wordt geëxperimenteerd met personages, met anekdotiek, met vernieling, met meertaligheid, met afval. En dat de nl flarf (meer dan de us variant) op zoek lijkt te gaan naar “het verschil tussen schijn en werkelijkheid”, heeft volgens mij te maken met de manier waarop wij in ons taalgebied naar poëzie kijken.
Want flarf is en blijft poëzie. In beginfase verschilt de flarfdichter niet van de traditionele dichter: hij vertrekt van een beeld, een citaat, een woord, van de inspiratie van het moment, al dan niet binnen een voor hem belangrijk thema. Waar de traditionele dichter voornamelijk datamining toepast op zijn brein, zal de flarfdichter zijn startpunt gebruiken in zoekmachines op het www. Het spel van connecties, connotaties, intertekstualiteit, verschuivingen en permutaties, … (technieken van de traditionele dichter), wordt dan gespeeld met wat beschikbaar is in de paginacontent van de zoekmachine. De flarfdichter gaat in andermans clutter op zoek naar wat relevant (of juist irrelevant) is voor de creatie van zijn gedicht. Of, zoals Ron Silliman schreef: “This seems to me the essence of flarf, frankly, the whole idea of asking what is “appropriate” is to suggest that the definitions thereof might be in flux.”
Vijftig jaar na de eerste postmodernistische symptomen, zal de eerste Nederlandstalige flarfbloemlezing verschijnen. Benieuwd wat er in 2059 volgt. En hoe ze (we?) dat zullen noemen.
Ik zie Flarf ook als een reactie op die veranderende samenleving, vervlakking en fragmentarisering van de samenleving, maar te vaak welt bij mij het idee op dat Flarf het vooral te doen heeft van de methode an sich, en niet met een goed gedicht (bewijs me van het tegendeel). Net zoals de stiftgedichten een proces zijn, is flarf niet meer dan een proces van inspiratie en bronmateriaal, zoals ik rondkijk en de krant lees. Maar waarom moet dat proces benadrukt worden, en als een aparte poeziestroming tout court gezien worden? Het resultaat is er naar zijn methode (fragmentarisch, vernieling, vervreemding,…) maar ik heb de indruk dat de gedichten aan aandacht inboeten in tegenstelling tot zijn methode.
Enfin.
Een balletje opwerpen.
Maarten,
Bedankt voor het balletje! Laat ons trachten het eventjes in de lucht te houden.
Ik ben het helemaal niet met je eens dat flarf niet van doen heeft met een goed gedicht. Het is waar dat flarf alles te maken heeft met een methode, een techniek, een proces, maar is dat niet zo voor alle poëzie? Zijn klassieke versvormen niet nog methodischer? En waarom zouden techniek en kwaliteit niet kunnen samengaan?
Het spreekt voor zich dat iedere redenering in deze richting staat of valt met de invulling van het ambigue begrip ‘goede poëzie’. Daarom vrees ik dat ik je niet zal kunnen bewijzen dat flarf goede gedichten oplevert. Ik kan je hoogstens enkele voorbeelden aanhalen van flarf die voor mij ver uitstijgt boven veel andere (zogenaamde) poëzie die vandaag te lezen valt. Ik werwijs voorlopig naar de blogs van Ton van ’t Hof en Mark van der Schaaf (om in ons eigen taalgebied te blijven), maar ik kom hier later zeker nog op terug met concrete voorbeelden.
Flarf kan volgens mij wel gezien worden als een aparte “stroming” in het hedendaagse poëzielandschap (voor zover er nog in termen van stromingen kan gesproken worden uiteraard). Voor mij gaat het trouwens verder dan het proces. Het draait om veelheid, om personages, om evolutie, om informatie, om nonsens, om werkelijkheid, om zo veel zaken.
Ik zou nog verder kunnen gaan met mijn argumentatie, maar pukkelpop roept.
Ik beloof dat ik er na het weekend op terugkom.
Aarzel intussen niet om me te helpen het balletje hoog te houden en betrek er gerust anderen bij. Er wordt te weinig aan balsport gedaan in de hedendaagse Nederlandstalige poëzie.
Groet,
sven
Voor een deel ga ik met Maarten mee. Bij flarf lijkt het te draaien om de methode an sich waarbij techniek op de voorgrond komt te staan in tegenstelling tot bijvoorbeeld de taalvirtuositeit (ik noem maar iets) die bij de ‘conventionele’ dichter nodig is om tot een gedicht te komen. Ik zou een vergelijking willen trekken naar de verschillen in de collagetechniek en schilderkunst, een ravensburgplaat kleuren of een muurschildering maken. Dat een flarfdichter vertrekt vanuit een beeld, idee, citaat of woord mag waar zijn maar op dat punt is er feitelijk nog niets gecreëerd en het is de creatie die de dichter ons voorschotelt die beoordeeld wordt en mag worden.
We hebben het hier over kunst en ik vind dat het flarfdichten niet vergeleken kan worden met de traditionele dichtkunst. Het is een aparte vorm die uiterlijk misschien op zijn broertje lijkt maar het in feite niet is. Beide stiefbroertjes kunnen goodlooking zijn. Flarfgedichten kunnen goed zijn, prettig om te lezen en knap in elkaar zitten. Ze kunnen de lezer bekoren zo je wilt maar in de wetenschap van het productieproces kan ik er in ieder geval niet onderuit om de schoonheid in een ander licht te zien dan de schoonheid van een gewoon gedicht.
Aanvullend wil ik nog kwijt dat bij het lezen van flarfgedichten altijd het gevoel krijg dat de dichter zich niet laat zien, alsof hij zich verschuilt achter andermans taal. Ik kan de gedichten vaak wel waarderen (die van Mark van der Schaaf bijvoorbeeld) maar blijf moeite houden met methodiek. Ik ga voor het pure vak, zoals ik houten kozijnen verkies boven kunststoffen en een houten vloer boven laminaat, hoe functioneel en knap (men doet alle moeite om de nieuwe modernere producten op de oude te laten lijken!) ze ook gemaakt zijn.
[…] Staelens schrijft in zijn weblogbericht ‘Vijftig jaar, enkele bedenkingen bij Flarf.” (13 augustus 2008); “Flarf gebruikt skimming als basis voor het schrijfproces en wil daarmee […]
Wat ik frappant vind, is dat reacties zich vooral richten op het etiket flarf. Een etiket dat wij (flarfisten) er op plakken en dat door de lezer tot op de E-nummers wordt gespeld. Want je wilt toch weten wat je tot je neemt. Sterker nog, het moet eraan voldoen. Je wilt aardbeienjam en dan zul je het krijgen ook. Dan kan flarf inderdaad nooit meer zijn dan waar het letterlijk voor staat.
En ja, er is de techniek, maar elke dichter heeft zijn of haar technische vorm van dichten. Dat maakt het echter niet tot een simpele invuloefening of afgeleide van de ‘echte’ dichtkunst. Dat iedereen kan schilderen met Ravensburgers wil echt niet zeggen dat iedereen kan dichten met internet. Flarfisten zijn in de regel ook allemaal traditioneel begonnen, maar zien nieuwe mogelijkheden voor de taal en voor zichzelf. Flarf schuift de grens van het algemene poëziebegrip wat op. Dat valt denk ik wel te waarderen. Daarbij (@Sas)… als flarfgedichten goed kunnen zijn, prettig (zijn) om te lezen en knap in elkaar zitten, wat kan of moet flarf dan nog meer doen?
En wat betreft de eigen stem: in mijn eigen flarf zit wel degelijk eigen creatie, sla ik bruggen waar nodig. Dat kan flarf ook zijn (voor mij).
@ Mark
‘als flarfgedichten goed kunnen zijn..(..).wat kan of moet flarf dan nog meer doen?’
niets! dan is het goed, vermakelijk en een vorm van kunst waar publiek voor is. Prima en het mag er zijn, bestaan. Ik zie alleen graag onderscheid gemaakt worden tussen een flarfgedicht en een traditioneel gedicht.
Om de (door mij ongelukkig en extreem gekozen) vergelijking met Ravensburger door te trekken kan ik zeggen dat ook bij die format het resultaat van het eindproduct afhankelijk is van het potentieel en het talent van de maker.
flarf vraagt net zo zeer vakkundigheid als de traditionele poëzie dat doet maar misschien is het mijn hang naar het oude vakwerk dat mij gereserveerd maakt. op de een of andere manier lijk ik van die vakbekwaamheid iets te missen bij de flarf. Ik wil graag weten hoe een dichter schrijft, hoe hij zijn eigen woorden gebruikt, waar hij mij als lezer weet te raken met ‘iets van zichzelf’.
@Sas. Punt is inderdaad of een flarf je raakt of niet. Daarin zal iedereen je gelijk geven. Ook ik. Maar uitvinden hoe een dichter schrijft en woorden gebruikt, is in mijn optiek toch iets van jam lekker vinden en naar de fabriek gaan om het productieproces te doorgronden. Alsof er een context moet komen om die jam extra lekker te vinden. Ik begrijp dat flarf wat dat betreft lastig te plaatsen is, want het laat soms het proces zien, maar evenzo vaak de onderkant ervan, of de uitval en nog veel meer randzaken. Flarf duiden is lastig en denk ik ook niet nodig, ook al is flarf literair-historisch gegrondvest. Hoofdzaak is en blijft het goede gedicht. En dat vraagt vakbekwaamheid en het talent om uit de pluriformiteit van het internet je eigen woorden te kiezen. Misschien is dat wel een punt, dat poëzie nog steeds als unieke woordervaring wordt gezien, terwijl flarf zo dikwijls de gewone woordervaring als uniek beschouwt.
Dag Mark en Saskia,
Ik geloof erg in de vakbekwaamheid van de flarfist. Ik kan het niet. Denk ik. Maar de algemene tendens bij wat ik over Flarf lees is dat telkens het productieproces van flarf naar het voorplan wordt geschoven. Van goede poëzie moet ik niet weten hoe ze gemaakt is. Ik wil het gedicht lezen.
Ik kom daar later uitgebreider op terug.
@Maarten. Let wel, het naar voren schuiven van het productieproces wordt vooral gedaan door niet-flarfisten. Voor flarfisten is de techniek niet relevant en gaat het om de uitkomst, zoals dat voor elke dichter geldt. Ben benieuwd naar het uitgebreide commentaar.
De vergelijking met voedingswaren is wel een leuke, Mark. Wanneer we het over etiketten plakken hebben dan zijn die in de voedingsmiddelenindustrie onontbeerlijk. Zonder informatie over wat er in een product is gestopt koop ik de waar niet. Ik zou er ziek van kunnen worden. Het is gestoord maar zo weet ik bijvoorbeeld dat zelfs in rosbief suiker zit. Shoot me! Ook daar wil ik dus weten wat ik tot me neem. Hetzelfde verhaal gaat op voor de jam. Noem me afwijkend maar ik prefereer zelfgemaakte jam boven die uit een potje met alle toegevoegde chemicaliën. En als het wel uit de fabriek komt dan wil ik wederom weten wat ze met het spul gedaan hebben en koop ik biologische.
Misschien is het wel een vakdeformatie. Ik zou me zo voor kunnen stellen dat een niet-dichter het niet uitmaakt hoe een gedicht vervaardigd is als het maar aanslaat. Zo interesseert het mij niet hoe een computer er van binnen uitziet als hij maar werkt: verstand van de techniek heb ik niet.
Of misschien is het wel een persoonlijke afwijking. Van alles wat ik mooi vind en kan waarderen wil ik weten hoe het gemaakt is. Zo hoeft een aannemer in mijn huis niet met flutoplossingen te komen en wil ik weten hoe hij de verbindingen in de spanten maakt en wil ik weten hoe zijn metsel- voegspecie is samengesteld. Niet om te zieken maar om te weten. Daar waar een mens verstand van heeft kijkt hij verder dan de oppervlakte. Ik vermoed dat het zoiets is. Dat, of inderdaad mijn persoonlijke afwijking. Ik geloof in het eerste. 😉
We gaan van het leven, van de hoop (glimlach) naar het ontbreken van gevoel voor de werkelijkheid (krankzinnig). Zou dat niet de subjectieve stelregel van flarf zijn?